Voor de communicatie tussen computers over een netwerk zijn protocollen nodig
die definiëren hoe de computers met elkaar "praten". Er zijn
al vele verschillende protocollen en standaards ontwikkeld. In de jaren 70 en
80 is een aantal grote bedrijven begonnen met de ontwikkeling van een eigen
communicatiestandaard (proprietary) zoals SNA en TCP/IP. Het grote probleem
is echter dat deze protocollen onderling in de meeste gevallen incompatibel
zijn en dus niet met elkaar kunnen communiceren.
De oplossing van dit probleem lijkt gelegen in de ontwikkeling van een set internationale
standaards op telecommunicatiegebied. De ISO (International Organization for
Standardization) heeft hiervoor het OSI (Open Systems Interconnection) model
ontwikkeld. Dit is een architectuur voor het ontwikkelen van protocollen. Het
doel van de ontwikkeling van OSI is het definiëren van een set van standaards
dat "open systemen", ongeacht hun lokatie, in staat stelt met elkaar
te communiceren over een "standaard communicatie medium".
Het OSI-raamwerk is een lagen-model, waarbij iedere laag een deel van het communicatie
proces afhandelt. De standaards die ISO heeft opgesteld voor de verschillende
lagen, definiëren vrij nauwkeurig welke functies elke laag moet uitvoeren.
Dit heeft tevens tot gevolg dat de implementatie van de lagen onafhankelijk
van elkaar kan gebeuren.
OSI kent de volgende zeven lagen