Repeaters

Een repeater werkt op de fysieke laag.

Signalen die over netwerkbekabeling gestuurd worden verzwakken na een bepaalde afstand. De repeater is een apparaat die er voor zorgt dat signalen versterkt worden. De repeater ontvangt het zwakke signaal en stuurt het versterkt signaal verder.

Repeaters kunnen ook gebruikt worden om van een bepaald kabeltype naar een ander kabeltype over te gaan. Repeaters bekijken de inhoud van de signalen niet.

Dit is het eenvoudigste en goedkoopste apparaat van een netwerk.

Hubs

Een hub hoort in het OSI model in de fysieke- en de datalink-laag.

Het is een belangrijk apparaat voor een sternetwerk. Het is een apparaat waar elke computer in een sternetwerk op aangesloten is.

Er bestaan hubs van 4 tot 100 poorten. De hub doet niets anders dan het inkomend signaal verder zetten op alle ander poorten dan vanwaar het gekomen is. Een hub is dus niets meer dan een repeater met meerdere poorten. Een hub wordt daarom ook multipoort repeater genoemd.

Bridges

Bridges werken op de datalink-laag.

Een bridge kan zoals een repeater het netwerk groter maken, maar het doet nog wat meer. Terwijl een repeater elk signaal dat binnenkomt verder zendt zal een bridge maar een deel van de signalen verder sturen.

Door een bridge te plaatsen krijg je dus 2 netwerken. Een linker en een rechter. De bridge oordeelt zelf of een binnenkomend signaal voor het linkse of het rechtse deel bestemd is. Op basis hiervan zal het signaal doorgezonden worden of niet. Dit gebeurt door het controleren van het bestemmingsadres. Ligt het bestemmingsadres aan dezelfde kant als de verzender dan wordt het niet verder gezonden, zoniet wordt het verder gezonden op elke andere poort.

Een bridge wordt vooral gebruikt om een netwerk onder te verdelen in meerdere sub-netwerken. Hierdoor wordt de traagheid van grote netwerken omzeild.

Doordat een signaal dat een computer over de kabel stuurt elke andere computer moet bereiken kan dit bij een groot aantal computers een traag netwerk opleveren. Wanneer een deel van de computers gescheiden zijn van de rest door een trage verbinding (zoals modem of ISDN) zal dit zeker een probleem opleveren. Door net voor en net na de trage verbinding een bridge te plaatsen, wordt vermeden dat een signaal dat voor hetzelfde deel van het netwerk bestemd is als de zender, over deze trage lijn gaat.

Bridges bekijken dus ieder pakket. Ze onderzoeken het adres. Ze beslissen alleen over het al dan niet doorsturen van een pakket. Ze kunnen geen beslissing nemen over welke van de uitgangen genomen moet worden om het snelst bij de bestemming te zijn.

Routers

Routers werken op de netwerk- en de transportlaag.

Ze verdelen net zoals bridges netwerken in meerdere sub-netwerken, maar routers doen nog meer. Terwijl een bridge een signaal dat voor een ander deelnetwerk bestemd is op elke poort verder zendt zal een router dit alleen op één uitgangspoort verder sturen. Het is mogelijk ieder deelnetwerk een uniek nummer toe te kennen. De computers in een deelnetwerk weten dit netwerknummer. Dit netwerknummer wordt bij bepaalde netwerkprotocollen meegezonden met het bestemmingadres. Een router weet ook welke sub-netwerken zich achter welke poort bevindt. De router kijkt niet meer naar het bestemmingsadres in de datalink laag, maar naar het netwerknummer in de netwerklaag. Aan de hand hiervan zal de router beslissen op welke poort het signaal verder gezet moet worden.

Routers worden gebruikt om netwerk in te delen in logische segmenten. Een bepaald segment kan dus van een ander gescheiden zijn door de router. De router zal intelligent gaan oordelen welk pakket naar welke poort gestuurd moet worden. Een router weet niet alleen het netwerknummer van het netwerk waaraan hij gekoppeld is maar ook van de netwerksegmenten verderop in het netwerk. Hierdoor kan de router beslissen wat de kortste manier is voor het pakket om bij zijn bestemming te komen. De volgende router zal dit op zijn beurt ook doen.

Een router moet dus constant bijhouden welke netwerken er rond zich heen bevinden, want een bepaald netwerksegment kan uitvallen of er kan een betere route bijkomen. Vandaar dat routers complexe en dure apparaten zijn.

Brouters

Een brouter is een apparaat dat tegelijkertijd bridge als router is. In normale omstandigheden werkt het precies hetzelfde als een router. Pas wanneer een netwerkprotocol gebruikt wordt waarin geen netwerknummer met het signaal is meegegeven zal het principe van een bridge werken. Het werkt ook laag 3.

Gateways

Gateways zijn toestellen die totaal verschillende netwerken aan elkaar kunnen koppelen. Met totaal verschillend wordt bedoeld dat zowel bekabeling, topologie als netwerkprotocol verschillend kunnen zijn. Hierdoor moet ieder pakket volledig vertaald worden. Gateways zijn heel duur en dikwijls op maat gebouwd voor specifieke doeleinden. Bij connectie tussen normale LAN netwerken en een mainframe zijn ze zeker nodig.

Switches

Switches zijn de nieuwste technologische aanwinsten in de netwerkwereld. Het zijn de duurste en ingewikkeldste apparaten. Om een netwerk groter en nog sneller te kunnen maken zijn manieren ontwikkeld om de pakketten nog sneller door te sturen. Om die snelheidswinst te halen worden de pakketten door de switch in kleinere pakketjes opgedeeld. Deze worden tegelijkertijd over verschillende netwerksegmenten naar de bestemming gestuurd. Door de switch geplaatst bij de bestemming worden alle pakketjes terug verzameld en in de correcte volgorde gezet.

Sommige switches vervullen ook routing functionaliteiten. Hierdoor zijn ze de schakels tussen de netwerken die het internet opmaken.

Er zijn 2 switching technieken:

  • Frame relay
  • ATM (Asynchronous Transfer Mode)

Modems

Een modem werkt in het OSI model op laag 4: de transportlaag.

Het is een apparaat dat 2 computers (of andere apparaten) met elkaar verbindt over een telefoonlijn. Aangezien de telefoonlijn alleen analoge signalen kan verzenden moet hier een omzetting van digitale signalen naar analoge signalen gebeuren. Dit is de belangrijkste taak van een modem. Het signaal moet gemoduleerd worden en aan de ander kant van de lijn gedemoduleerd worden.

Een modem kan intern in de computer ingebouwd worden of aangesloten worden op de RS232 communicatiepoort (seriële poort).

De standaard die in modems gebruikt worden is de Hayes standaard. Hierdoor kunnen communicatie programma�s alle modems besturen.

De modem is een zeer traag apparaat, maar dat komt vooral omdat de telefoonlijnen nooit voorzien zijn om er data over te transporteren.

De snelheid van een modem wordt uitgedrukt in Baudrate. Dit is de snelheid waarover een signaal verstuurd wordt over de lijn. Het gaat hier wel over ongecomprimeerde data. Vroeger kwam 300 baud overeen met 300 bps. Door compressie-algoritmen kan een 28.800 baud modem momenteel tot 115200 bps verzenden.

Je hebt veel verschillende modems. In prijs kunnen ze ook variëren van 25 tot 300 Euro.

 


Deze site geoptimaliseerd voor Internet Explorer 4+ met een resolutie van minimum 800x600