In een netwerk omgeving zijn er heel veel componenten die met elkaar samen werken. Een opsomming (bekabeling, connectoren, netwerkkaarten, netwerkdrivers, protocollen, adresseringsalgoritmes, … ) leert ons dat het uiteenlopende componenten zijn, het zijn zichtbare maar ook onzichtbare, hardware en software. Van elke component zijn er vele types en versies die al dan niet met elkaar compatible zijn. Er worden nieuwe technologieën uitgebracht die problemen kunnen geven met andere reeds bestaande.
Het spreekt vanzelf dat hierdoor een hoge complexiteit ontstaat. Vroeger gaf dit grote problemen want hierdoor was men genoodzaakt steeds producten van hetzelfde merk te gebruiken. Er was geen standaard die meerdere merken gebruikten.
Om die complexiteit toch te kunnen controleren is een model met standaarden ontwikkeld. Het is ontwikkeld door de International Standards Organisation (=ISO). Dit model klasseert elke component in een van 7 layers of lagen. Hierdoor moet een component slechts compatible zijn met zijn onder en bovenliggende layer. Dit omdat het enkel met de layer erboven of eronder communiceert en in feite geen weet heeft van ander componenten in ander lagen dan degene eronder of erboven. Tussen elke layer bestaat er dus een gestandaardiseerde interactie.
Componenten uit verschillende lagen moeten altijd via alle andere tussenliggende lagen communiceren met elkaar. Om iets op een netwerk te doen zullen altijd alle 7 lagen één voor één van toepassing zijn.
Beschrijft alle fysische materialen van een netwerk; de hardware en bekabeling. De fysische laag stuurt de ongestructureerde bits over het medium (kabel). Het definieert hoe een bekabeling er uit ziet en hoe die werkt, hoeveel pinnen er op zitten, hoe een 0 bit en hoe een 1 bit wordt voorgesteld, hoe lang een bit is … .
De Physical layer bestaat dus volledig uit hardware.
Hier wordt gedefinieerd hoe 2 computers met elkaar praten. Hoe bits in pakketjes samen gebracht worden en hoe ze terug uitgepakt worden. De Data Link layer is ook verantwoordelijk voor het oplossen van fouten tijdens de transmissie. Wanneer de data link layer een pakket stuurt naar een andere computer moet die wachten op een acknowledgement. Een acknowledgement is een bevestiging van de ontvangende computer wanneer die het pakket correct ontvangen heeft. Als de ontvanger een probleem ontdekt heeft wordt geen acknowledgment gestuurd. Waneer binnen een bepaalde tijd na verzenden dit niet gebeurd is zal de verzender het pakket opnieuw verzenden. Hoe dit gebeurt staat beschreven en is dus de verantwoordelijkheid van de Data Link layer.
De Data Link layer bepaalt dus hoe de communicatie gebeurt tussen 2 opeenvolgende computers in het netwerk.
Ook de Data Link layer is hardware. Het zijn elektronische componenten in de netwerkkaart of in netwerk apparatuur.
De Network layer is verantwoordelijk voor het omzetten van logische computernamen in fysische adres van netwerkkaarten. Het zorgt voor het opzetten van de te volgen route van bron naar eindbestemming. Het kan dit doen op basis van netwerk-eigenschappen, prioriteitinstellingen en door communicatie met andere apparaten.
De Network layer bepaalt hoe de communicatie gebeurt tussen bron- en eindbestemming. Als pakketten te groot worden, bepaalt de Network layer hoe zo opgedeeld moeten worden.
De Network layer kan zowel uit software bestaan als uit hardware.
Hardware : een router is een toestel dat netwerken in meerdere subnetwerken opdeelt en hiermee het netwerk kleiner en dus sneller maakt.
Software : een stuk van het operating system staat in voor het terugvinden van het netwerkadres van een bepaalde computer aan de hand van zijn naam.
Deze layer beschrijft hoe een pakket zonder fouten van bron naar eindbestemming gestuurd wordt. Maar het gaat verder dan de Data Link layer want het kan over meerdere tussenposten heen gaan. Deze tussenposten kunnen andere computers zijn of randapparatuur als routers en switches. Het bepaalt ook hoe pakketten in meerdere deel-pakketten kunnen opgedeeld worden en terug opgebouwd worden.
De Transport Layer kan ook zowel uit software als hardware bestaan.
De Session layer zorgt ervoor dat programma’s op verschillende computers met elkaar communiceren. Het zet een connectie op tussen de twee. Dit is een sessie. Het zorgt ervoor dat de sessie opgezet kan worden en dat ze afgebroken kan worden Het detecteert ook wanneer een sessie onverwacht afgebroken wordt door het uitvallen van een computer.
De Session layer is meestal software aangezien het hier gaat om programma’s die met elkaar communiceren.
Die zorgt ervoor dat bestandsformaten tussen computers onderling omgezet worden. Dit komt voor bij het versturen van en naar netwerken van verschillende types. Dit is nodig omdat bv. een datumveld in het ene operating system 8 bytes groot is en in het ander maar 4 bytes.
Het comprimeren van de data is ook een van de taken van de Presentation layer.
Dit is ook software.
Dit is het operating-system en de applicatie erop die men gebruikt op het netwerk en vormen de bovenste laag van het model.
Voorbeeld van de werking van de opeenvolgende layers in het OSI model.
Voorbeeld hoe de componenten met elkaar samen werken : men